Naar verwachting treedt per 1 juli 2015 de nieuwe Woningwet in werking. Op 17 maart 2015 is het wetsvoorstel waarmee de Woningwet wordt herzien aangenomen in de Eerste Kamer. Achtergrond van de wijziging is de wens om de minister en gemeenten meer grip op het doen en laten van woningcorporaties te geven. Het gevolg hiervan is echter tevens dat woningcorporaties zeer waarschijnlijk vanaf 1 juli 2015 zullen kwalificeren als ‘publiekrechtelijke instelling’ en daarmee als aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet 2012.
Aanbestedingswet
Artikel 1 van de Aanbestedingswet definieert de publiekrechtelijke instelling als: ‘een instelling die specifiek ten doel heeft te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard, die rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan:
- de activiteiten in hoofdzaak door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling worden gefinancieerd,
- het beheer is onderworpen aan toezicht door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of andere publiekrechtelijke instelling,
- of: De leden van het bestuur, het leidinggevend of toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een andere publiekrechtelijke instelling zijn aangewezen.’
De nieuwe Woningwet
De nieuwe Woningwet bepaalt dat woningcorporaties onder toezicht van de minister voor Wonen en Rijksdienst staan. Op basis van de nieuwe wet kan de minister bindende aanwijzingen geven aan woningcorporaties als het gaat om de uitoefening van het financiële en administratieve beleid en het functioneren in het algemeen. Met gemeenten dienen prestatie-afspraken te worden gemaakt.
Publieksrechtelijke instelling
Het is eigenlijk heel simpel: de woningcorporaties voldoen aan de vereisten om als publiekrechtelijke instelling te kwalificeren. Er is echter iets geks gebeurd. Bij de behandeling van het wetsvoorstel voorzagen enkele leden van de Tweede Kamer dit reeds. Ze bedachten een ‘truc’ en dienden een amendement in waarin wordt bepaald dat de aanwijzingsbevoegdheid van de minister geen betrekking heeft op het plaatsen van opdrachten (artikel 61d, lid 1). En de wet is vervolgens compleet met amendement goedgekeurd.
Toezicht
Hiermee gaat de wetgever veel te kort door de bocht. Immers, het gegeven dat een opdracht niet onderworpen is aan toezicht betekent uiteraard nog niet dat daarmee het beheer van de woningcorporatie niet aan toezicht onderhevig zal zijn. Het gaat bij een gerechtelijke toets om het effect van een regeling waarbij het Hof van Justitie steevast een functionele uitleg geeft. Het toezicht zal zeer zeker reeds worden uitgeoefend bij de aan een opdracht voorafgaande besluitvorming.
Aanbestedingsplichtig
Kortom, de truc mislukt en het is een kwestie van tijd dat er een gerechtelijke uitspraak volgt waarin klip en klaar duidelijk wordt gemaakt dat woningcorporaties aanbestedingsplichtig zullen zijn.